Herintroductie

Herintroductie van de ooievaar, hoe het begon

In 1913 telde ons land 500 paar ooievaars. In 1939 waren er 312 bewoonde nesten en in 1969 waren dat er nog maar 19. Uiteindelijk bleven er in de zeventiger jaren nog maar 3 nesten over; het langst bezette nest was dat bij de kerk in Voorst.

In 1969 startte in Groot Ammers een project dat tot doel had de ooievaar voor Nederland te behouden, te herintroduceren en te onderzoeken hoe het kwam dat de wilde ooievaarspopulatie afnam. 
Met steun van o.a. Vogelbescherming kwamen de eerste  uit Zwitserland, Spanje en Marokko in ooievaarsdorp 't Liesveld te Groot Ammers aan. Zij zorgden voor de eerste nakomelingen en daardoor konden er in 1979 vanuit 't Liesveld  een aantal nieuwe, zogenaamde  buitenstations, voorzien worden van ooievaars. 

Zodoende kwam daar in 1981 ook het ooievaarbuitenstation in Gorssel bij. De keus om in Gorssel een buitenstation te plaatsen werd mede bepaald doordat er een actieve groep mensen paraat stond om het project op te starten en te onderhouden. Daarnaast is de omgeving met zijn uiterwaarden prima geschikt voor Ooievaars, dit gezien het feit dat de laatste "wilde" Ooievaar van Nederland in Voorst gebroed heeft.


Ooievaarsproject 't Zand in Gorssel

Sinds 1981 heeft  ooievaarsproject 't Zand in Gorssel een zeer belangrijk deel uitgemaakt van de werkzaamheden van de Vogelwerkgroep IJsselstreek. De bouw van het station begon in augustus 1981 en duurde ongeveer twee weken. Op een stuk weiland van ongeveer 25 bij 35 meter werd een omheining gezet, kooien gebouwd en nestpalen geplaatst. We begonnen dat jaar met 14 ooievaars, twee volwassen paren en tien eerste jaars. De eerste ooievaars werden net als in het Liesveld gekortwiekt en de jongen werden in kooien groot gebracht. Na verloop van tijd werden de jongen niet meer gekortwiekt en konden zich verspreiden. Ook de oudervogels werden op een gegeven moment niet meer gekortwiekt  en na gewenning werden ook deze vogels in de daarop volgende jaren vrijgelaten om  in de omgeving te kunnen nestelen. Zij  bleven gedeeltelijk afhankelijk van verzorging op 't Zand. Hun jongen trokken echter wel weg, en gingen zelfstandig op trek naar het zuiden.


Biotoopherstel  en afbouw Ooievaarstation

In 2009 heeft de werkgroep ooievaar een biotoopherstelplan voor de Ooievaar gemaakt en uitgevoerd. De stand van de Ooievaar was weer goed, er kwamen steeds meer broedparen bij, en de herintroductie van de Ooievaar lijkt geslaagd. Een groot deel van de Ooievaars was echter nog steeds afhankelijk van mensen en veel Ooievaars die wel onafhankelijk leven, hadden vaak moeite om voldoende jongen groot te brengen. Een belangrijke oorzaak hiervan is onvoldoende geschikt foerageergebied. Om hier verandering in te brengen werd een plan opgesteld met als titel "Ooievaars blijvend in de IJsselvallei en het achterland"
Het plan had als werkgebied het achterland ten oosten van Gorssel en enkele gebiedjes in de uiterwaarden. Door in dat gebied aan biotoopherstel te werken hoopten we de concentratie van Ooievaars rondom het buitenstation te verminderen en de soort beter over het gebied te verspreiden. Tegelijk met de realisatie van dat plan werd het Ooievaarsbuitenstation omgebouwd waardoor er uiteindelijk 1 nest overbleef.  Alles met als doel de Ooievaar als volledig zelfstandige vogel in onze omgeving te handhaven en de herintroductie van de Ooievaar waaraan al vele jaren zo hard gewerkt is in zijn geheel tot een succes te maken. In 2013 is Ooievaarsbuitenstation ’t Zand gesloten en kwam er een einde aan 32 jaar noeste arbeid.  
 

Het volledige biotoopherstelplan is hier te downloaden. Het geeft niet alleen een beeld van de plannen maar ook van de ontwikkeling vanaf 1987.

Over de voortgang van het project werd jaarlijks een verslag gepubliceerd; 2009, 2010, 2011 en 2012